In de coronatijd en daarna ben ik door verschillende ROC’s benaderd om een inspiratieworkshop of webinar te geven over Nederlands/ taalvaardigheid in de context van de beroepspraktijk. Vanaf 2014 is Nederlands een verplicht vak op de mbo’s. Destijds zijn degelijke generieke methoden ingevoerd. Deze blijken echter niet altijd te voorzien in de behoefte van de studenten en de docenten. Kan het ook anders?

 

Uit de workshops is gebleken dat een deel van de docenten voelt voor Nederlands leren in een hybride leeromgeving: om de praktijk bij de lessen leidend te laten zijn. Te ervaren wat het nut is van goede taalbeheersing in de praktijk is motiverend voor de studenten. Deze insteek vraagt echter wel veel ontwikkeltijd en samenwerking met de collega’s vakdocenten, die daar niet altijd tijd voor of zin in hebben. Dit jaar (2023) merk ik dat er op meerdere ROC’s meer wordt samengewerkt met de praktijkdocenten. Basisvaardigheden staan hoog op de politieke agenda en daarmee ook in de prioritering van projecten. Waar praktijkdocenten eerder dachten d’s en t’s te moeten corrigeren, rijpt nu het inzicht van taalbewustzijn als gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Een beter begrip en gebruik van vakjargon helpt ook bij het leren en presteren in hun vakgebied.

 

Een ander deel van de docenten Nederlands geeft aan dat juist het meer kunnen differentiëren gewenst is, omdat de niveauverschillen en ambities van de studenten, vooral in mbo 1 en 2 zo verschillend zijn. De vraag is dan wel: met welke thema’s en betekenisvolle taalsets ga je dan aan de slag (woordenschat)? Hoe werk je hierin samen met NT2-docenten en experts in laaggeletterdheid? ITTA/UvA doet momenteel onderzoek naar de meeste effectieve methodes, in opdracht van Min Oc&W.

 

Een derde groep vindt de overdraagbaarheid belangrijk. Docenten en studenten kunnen wisselen van opleiding. Moeten de studenten dan opnieuw beginnen met Nederlands, of kunnen ze hun kennis en punten meenemen? In deze gevallen ligt -in ieder geval voor het eerste jaar- een organisatiebrede keuze voor het integreren van Nederlands met het vak Burgerschap meer voor de hand.

 

Ten slotte, er zijn ook mbo-opleidingen die kiezen voor een focus op hbo-Nederlands. Er is veel doorstroom en ook uitval van mbo-ers die naar het hbo gaan. Nederlands blijkt hierin een groot struikelblok. Naar het hbo gaan heeft een statusverhogende factor, met een motiverende uitwerking. De vraag is dan wel wat te doen met de groep die niet de ambitie of capaciteiten heeft voor een hbo-vervolgopleiding.

 

Welke manier de beste is, valt of staat met de visie van de opleiding, de motivatie van de docenten Nederlands, hun collega’s vakdocenten en de middelen die zij hiervoor ter beschikking krijgen. Meer informatie over Nederlands in de context van de praktijk en de workshop is te vinden op mijn site.

Lilian Boonstra

Geupdated: 9 oktober 2023